Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Samen beslissen over hulp
Jongere in rolstoel

Gedwongen kader

Toelichting op de aanbeveling

  • Voer óók bij hulpverlening in het gedwongen kader het proces zoveel mogelijk uit in dialoog met het kind en de ouders.

Gedeelde besluitvorming in het gedwongen kader kan helpen om hulp op gang te brengen die beter aansluit op de behoeften van gezinnen. Zulke besluitvorming bevordert namelijk de samenwerkingsrelatie en de intrinsieke motivatie en draagt bij aan de eigen regie van de ouders. Dit in tegenstelling tot het afdwingen van hulp of pogingen om gezinsleden te overtuigen; een aanpak die vaak tot weerstand leidt.

De samenwerkingsrelatie is in het gedwongen kader extra belangrijk, maar ook moeilijker te bereiken. Investeer daarom al in de beginfase intensief in een goede samenwerkingsrelatie. Dit kan in een latere fase veel winst opleveren. Besteed uitgebreid aandacht aan hoe het kind en de ouders zich voelen als je als jeugdbeschermer van start gaat. Neem de tijd om vertrouwen op te bouwen. 

Veel kinderen en ouders in de jeugdbescherming hebben slechte ervaringen opgedaan met – en zijn teleurgesteld geraakt in – de hulpverlening. Mogelijk is hun vertrouwen in hulpverleners beschadigd. En sommige ouders zijn bang dat hun kind uit huis geplaatst wordt. Dit alles hindert de samenwerking tussen de professional en ouders. 

Vertrouwen met elkaar opbouwen heeft tijd nodig. Hoe hebben het kind en de ouders het voortraject met eerdere hulp, raadsonderzoek en kinderrechter ervaren? Vraag hun dat. En bespreek met hen bij de start van een jeugdbeschermingsmaatregel ook het raadsrapport of de beschikking van de kinderrechter. Schenk daarbij aandacht aan de visie van het kind en de ouders daarop. Het is hierbij niet de bedoeling om in een discussie te belanden over de (on)juistheid ervan. Het is de bedoeling om aansluiting te vinden op het kind en de ouders en te achterhalen waar hun wensen en behoeften liggen.  

Besteed voldoende aandacht aan wat ouders aangeven zelf nodig te hebben. Hierdoor ontstaat er een mogelijkheid om tot samenwerking te komen en gedeelde besluitvorming te bereiken. De problemen van ouders creëren vaak veel stress bij hen, wat veiligheid en een positieve opvoeding in de weg kan staan. 

Benadruk tegenover het kind en de ouders dat er bij hen sprake is van een leer- en groeiproces. Fouten maken mag. Verandering gaat in kleine stapjes en met vallen en opstaan. Maak deze stapjes samen zo concreet mogelijk. 

Gedeelde besluitvorming is ook in het gedwongen kader van toepassing. Adriaenssens (2010) stelt dat met 80% van de gezinnen waarin zich kindermishandeling voordoet, goed te praten valt over de situatie in het gezin, de aanpak en de hulp.

Waarom samen beslissen in het gedwongen kader complex kan zijn

Gedeelde besluitvorming in het gedwongen kader kan gecompliceerd zijn. Dat heeft verschillende redenen:

  • Gezinnen hebben in eerste instantie wellicht geen eigen hulpvraag, omdat ze door anderen gemeld zijn bij Veilig Thuis of de Raad voor de Kinderbescherming. Dat hoeft overigens niet te betekenen dat ze nergens last van hebben; het kan zijn dat ze van andere problemen last hebben en dat die voor hen meer prioriteit hebben dan de gemelde problemen.
  • Het kan zijn dat gezinnen de hoop verloren hebben op verbetering van hun situatie. Mogelijk is dit doordat ze al heel lang met problemen kampen en weinig vertrouwen hebben dat ze zelf invloed op hun situatie kunnen uitoefenen. Het kan ook zijn dat ouders wel zelf hulp hebben gezocht, maar dat een vrijwillig traject niet tot het gewenste resultaat heeft geleid.
  • Wellicht zijn het kind en de ouders al heel lang gewend aan een bepaalde situatie, die professionals als onveilig labelen, en ervaren zij deze daarom niet als onveilig.
  • Het kind en de ouders brengen dezelfde moeilijkheden misschien anders onder woorden dan professionals. 

Het lijkt mogelijk om ondanks deze complicaties tot gedeelde besluitvorming te komen, maar dat vraagt wel extra tijd en aandacht van jeugdbeschermers. 

Uit onderzoek blijkt dat veiligheidsvraagstukken in gezinnen jeugdprofessionals hinderen om transparant te communiceren met het kind en de ouders (Van Hal et al., 2019). Uit ander onderzoek blijkt dat opvoeders met bepaalde kenmerken minder werden betrokken bij het gezamenlijk maken van afspraken in de gezondheidszorg: een recente voorgeschiedenis van politieaanhoudingen, een cognitieve of fysieke beperking, een geschiedenis van zelf mishandeld zijn, hoge stress, weinig sociale steun en/of een situatie van huiselijk geweld (Jolles & Wells, 2016).

Afstemming blijkt in mindere mate plaats te vinden in complexe en urgente situaties waarin (volgens het gezin of de jeugdprofessionals) snel gehandeld moet worden. De paradox is dat afstemming met het gezin juist in deze situaties cruciaal is, omdat die leidt tot een scherpere analyse van de situatie en betere besluiten. In dergelijke gevallen is het belangrijk dat de professional de (nood)situatie en wat nodig is correct inschat in afstemming met het gezin (Van Hal et al., 2019). 

In het gedwongen kader zijn er talloze situaties die het alarmcentrum kunnen activeren. Te denken valt aan: 

  • het noemen van kindermishandeling of zorgen over de veiligheid;
  • (de mogelijkheid van) een melding bij Veilig Thuis;
  • het noemen van een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming of de mogelijkheid hulp af te dwingen via een ondertoezichtstelling;
  • het noemen van (de mogelijkheid) van een uithuisplaatsing. 

Samenwerken, ook (juist!) binnen het gedwongen kader

Herhaaldelijk blijkt uit interviews met kinderen en ouders die met het gedwongen kader te maken hebben dat zij de samenwerking met hun hulpverleners belangrijk vinden (Bouma, 2019; Rijbroek et al., 2020). Ouders vinden het daarbij van belang dat er aandacht is voor wat zij als ouders zélf nodig hebben. 

Kinderen ervaren vaak dat keuzes voor hen gemaakt worden. Zij willen weten waar het op staat en waar ze aan toe zijn en ze willen liever zelf keuzes maken (Bouma, 2019). 

Het is belangrijk om niet te snel te denken in termen van ’weerstand’, maar eerder in termen van ‘we hebben meer gesprek nodig’. Elkaar begrijpen en leren kennen vraagt tijd. Het is belangrijk dat professionals steeds bij het kind en de ouders nagaan of ze zich gehoord voelen en of zij vinden dat er voldoende rekening gehouden wordt met hun inbreng. Dat betekent dat regelmatige evaluatie van de gesprekken met het kind en de ouders nodig is, zodat voor iedereen helder is hoe de samenwerking en de samenwerkingsrelatie ervoor staan.

Extra aandachtspunten voor de jeugdbeschermer 

Gedeelde besluitvorming in het gedwongen kader kan grenzen kennen. Een jeugdbeschermingsmaatregel geeft toegevoegd gezag aan een jeugdbeschermer, die randvoorwaarden of doelen stelt aan de hulp. Dat kan maken dat er minder keuzes zijn voor het kind en de ouders. Dit maakt het hulpproces gecompliceerd, maar onderstreept de noodzaak van een goede samenwerking tussen de jeugdbeschermer, het kind en de ouders. 

Als jeugdbeschermer is het belangrijk dat je:

  • het kind en de ouders goed informeert over eventuele keuzemogelijkheden, over de maatregelen die worden genomen en over hun rechten en plichten hierin (Rijbroek et al., 2020);
  • geregeld vertelt welke stappen er worden gezet, wat er van het kind en de ouders verwacht wordt en welke keuzes zij binnen deze stappen kunnen maken;
  • jouw overwegingen en beslissingen zorgvuldig onderbouwt op grond van feitelijke informatie – en van deze onderbouwing een aantekening maakt in het cliëntdossier;
  • extra aandacht besteedt aan (het versterken van) motivatie en het opbouwen van een positieve samenwerkingsrelatie. 

Bij de eerste twee bovenstaande punten kan het behulpzaam zijn om oplossingsgericht te sturen volgens vier oplossingsgerichte competenties (4SFC model, zie Visser & Schlundt Bodien, z.d.). In een oplossingsgericht stuurgesprek toon je echt begrip voor het perspectief van je cliënten en blijf je vasthouden aan hun doel of het overkoepelende doel. Je toont dit begrip door te luisteren naar hun bezwaren, deze samen te vatten in hun woorden én een oplossingsgerichte grondhouding te tonen (Visser & Schlundt Bodien, z.d.). 

Gesprekstechnieken en afstemming 

Hieronder staan behulpzame gesprekstechnieken en methoden om tot gedeelde besluitvorming in het gedwongen kader te komen:

Deze gesprekstechnieken en methoden hebben met elkaar gemeen dat ze zich richten op de vraag en behoeften van het gezin en daar aansluiting op zoeken. 

Engageren en positioneren

Specifiek voor het gedwongen kader is het belangrijk dat je als jeugdbeschermer een balans vindt tussen engageren en positioneren. Lees meer over engageren en positioneren bij Competenties

Traumasensitief werken met kinderen en ouders

Binnen het gedwongen kader krijg je te maken met kinderen en ouders die veel hebben meegemaakt en last kunnen hebben van de gevolgen van deze ingrijpende gebeurtenissen. Het meemaken van ingrijpende gebeurtenissen beïnvloedt de hersenen. Hierdoor reageren mensen veel sneller vanuit een vecht-, vlucht- of bevriesreactie. Dit kan zich uiten in extreme angst of boosheid. Ze kunnen ook erg gevoelig zijn voor non-verbale signalen. Voor welke signalen ze precies gevoelig zijn, hangt af van hun ervaringen. Het kan gebeuren dat ze heel sterk reageren op een voor jou onwillekeurig en niets betekenend gebaar.

Het is heel belangrijk om je cliënten de werking van de hersenen uit te leggen, zodat zij zelf óók begrijpen wat hun ervaringen teweeggebracht hebben en betekenen voor hun huidige gedrag. Meer informatie is te vinden in de richtlijn Traumagerelateerde problemen.

Ook de manier waarop je praat en je opstelt, is van groot belang. Die manier kan het alarmcentrum van kinderen of hun ouders prikkelen of juist geruststellen. Meer informatie over gesprekstechnieken over onveiligheid is te vinden in de richtlijn Kindermishandeling.

OSZAR »